Handen af van zelfstandig Colijn(splaat)
In bestuurlijk Zeeland zijn de kruitdampjes rond de herindeling op Noord-Beveland (1994), Walcheren en Schouwen-Duiveland (1996) inmiddels wel opgetrokken. Voorlopig kan men met uitzondering van oostelijk Zeeuwsch Vlaanderen weer overgaan tot de waan van de dag. Colijnsplaat bestaat in 1998 vierhonderd jaar. Maar mag het dat jubileum eigenlijk wel vieren, nu er sinds 1941 geen sprake meer is van een zelfstandig Colijn?
Laten we eens rondneuzen in de geschiedenis van heringedeeld Zeeland. Al in 1815 verloor een aantal gehuchten zijn bestuurlijke zelfstandigheid. Zo kwam Eversdijk bij Kapelle. Wissekerke bij 's Heer Hendrikskinderen. In 1857 volgde een tweede golf. Op Walcheren verenigde men Kleverskerke met Arnemuiden en op Zuid-Beveland kwam 's Heer Hendrikskinderen bij 's Heer Arendskerke. Van protesteren had niemand in die dagen nog gehoord en de gemeentebestuurders, die doorgaans meer, te doen hadden dan het besturen alleen, deden braaf wat de provinciale en rijksoverheid van hen wilden. Ze vertrokken, als dat moest, zonder wachtgeld en pensioen. In deze eeuw zochten de bestuurders eerst hun heil in grenscorrecties. Grote plaatsen hadden grond nodig voor uitbreiding en in zo'n geval Was de rijksoverheid wat hectare van de kleine dorpen aan de steden toe, waarop die weer wat jaren vooruit konden. In de jaren twintig en dertig werd de herindeling echter opnieuw actueel. Toen bleken de mensen mondiger dan voorheen en kwamen er protesten. Dat leidde in Zeeland tot een aantal slepende kwesties, onder meer op Noord-Beveland.
Pennenstreek
In die periode hadden de bewoners van Colijnsplaat duidelijk te kennen gegeven er niets voor te voelen om samen te gaan met Kortgene. Secretaris-generaal Frederiks van Binnenlandse Zaken, uit Middelburg afkomstig en in de oorlogsjaren niet gehinderd door parlementaire democratie, maakte met .een pennenstreek een einde aan de zelfstandigheid van Colijnsplaat. We schrijven dan 1941. Dat was in het dorp aan de Oostersehelde tegen het zere been. Men moest voortaan voor alle gemeentelijke zaken naar Kortgene. Dat betekende buigen voor Kortgene, dat men liever liet barsten. Maar een beroep op Seys-Inquart haalde niets ui t. Toen Noord-Beveland op 2 november 1944 van de Duitse overheersing werd bevrijd, schreven wethouder A. Verburg, oud-strijder M. D. de Pree, oud-strijder M. L. Fortuin en oud-wethouder J. van Dis namens de ingezetenen een brief aan de Koningin. Het viertal was lid van het 'Comité tot bevordering van de liquidatie van de vereniging der gemeenten Kortgene, Kats en Colijnsplaat'. De schrijvers bedankten Hare Majesteit en haar troepen voor de bevrijding en verzochten van het herindelingsjuk bevrijd te mogen worden. Colijnsplaat moest weer een zelfstandige gemeente worden. Daardoor zouden de inwoners weer dezelfde rechten hebben als de overige inwoners van Noord-Beveland en niet gedwongen zijn om hun belangen elders op het eiland te laten behartigen. Zo'n 98% van de bevolking steunde het comité.
Typerend
Burgemeester Schuit, om advies gevraagd. vond het een verzoek dat de inwoners van Colijnsplaat typeerde. Het was immers bekend dat de mentaliteit bekend aldaar geheel anders was dan in Kortgene en Kats. Meer ontevredenheid en meer criminaliteit leidden kennelijk tot de gedachtegang, aldus de burgemeester, dat de bevrijding was gekomen en daarmee de gelegenheid om de samenvoeging ongedaan te maken. En dat terwijl Noord-Beveland nog frontgebied was! Hare Majesteit had het ongetwijfeld erg druk, want eerst in de zomer van 1947 kwam er een verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken om informatie.. Op 4 september van dat jaar besprak de gemeenteraad de kwestie. Veel gevoelsargumenten en weinig zakelijke klonken op in de raadszaal Colijnsplaat was groter dan Kats en Kortgene, maar werd van haar vrijheid beroofd. De samenvoeging had niets anders dan ellende veroorzaakt. De haven lag er slecht bij. De wegen zaten vol putten, het Colijnsplaatse gemeentehuis was verpauperd en die van het vrijzinnige Kortgene (hadden ervoor gezorgd, dat er op de zondag gesport mocht worden, wat men in Colijn helemaal niet wilde. En dan de naam 'gemeente Kortgene' die gewoonweg een belediging voor de Colijnsplatenaren was! Dat alles was de schuld van de samenvoeging aldus de tegenstanders. Helemaal niet waar, spraken de andere leden van de raad. 't Was allemaal de schuld van het vroegere gemeentebestuur. Dat had ervoor gezorgd dat Colijnsplaat een verarmde gemeente was geworden. Een blok aan het been van het financieel gezonde Kortgene, dat moest opdraaien voor het Colijnse wanbeleid! En wat het sporten op zondag betrof, dat vond in Colijn toch niet plaats? Acht van de elf raadsleden waren voor het ongedaan maken van de samenvoeging, waaronder de bekende Welleman, uit Kortgene, die vond dat juist Kortgene de dupe was geworden van financiële wanbeleid in Colijnsplaat. Drie leden stemden voor handhaving van de samenvoeging. De minister van Binnenlandse Zaken constateerde echter droogjes in november 1947 dat er onvoldoende aanleiding bestond om de herindeling ongedaan te maken. Sinds 1 januari 1995 maakt Colijnsplaat deel uit van de gemeente Noord-Beveland. Van actiecomités tegen de herindeling was geen sprake. Maar Colijn blijft Colijn, voor 't gevoel onafhankelijk en eigenzinnig. Vandaar de viering van het vierhonderdjarig bestaan in 1998. ‘t Is tenslotte niet voor niets de oudste kern van het huidige Noord-Beveland.