Gekkenzorg in drie klassen

Zo'n anderhalve eeuw was 't toch de gewoonste zaak van de wereld dat elk dorp zijn eigen gek had. Iedereen hield er rekening mee en paste er een beetje op. Pas wanneer er sprake was van een kwaadaardige vorm van gestoord zijn kwam het tot opname in een gesticht.

Het was dan aan de burgemeester, als bevoegd gezag, om opname in een inrichting te vorderen. De plaatselijke dokter diende van advies. Het was de taak van de veldwachter om met de geesteszieke op reis te gaan naar de inrichting.

Zeeland boven de Westerschelde maakte in de negentiende eeuw gebruik van de krankzinnigengestichten in Dordrecht en Delft. Krankzinnigheid kwam in de beste families voor en daarom hanteerde de inrichting in Dordrecht drie klassen. De eerste klasse, die het meest kostte, gaf recht op een eigen gemeubileerde kamer, met voedsel "zooveel mogelijk overeenstemmende met die van den gegoeden fatsoenlijken burgerstand". De tweede klasse was al minder: meer personen op een kamer, maar met eten dat te vergelijken was met "den middelstand der burgerklasse". 't Kostte dan ook vijftig gulden per drie maanden minder dan in de eerste klasse. Tot de derde klasse behoorden zij "welke in de algemeene zalen gehuisvest en gevoed worden: hunne voeding bestaat uit goede, gezonde, doch eenvoudige spijzen". We kunnen ervan uitgaan dat in het laatste geval doorgaans de Burgerlijke Armbesturen of de kerkelijke diaconieën voor de kosten opdraaiden.

Bezoek van verwanten was slechts met toestemming van de geneesheer-directeur toegestaan. Veel over de wijze van behandelen worden we uit het reglement niet gewaar. Wel is de bepaling opgenomen dat krankzinnigen die na een langdurige behandeling niet te genezen waren, naar hun familie zouden worden teruggestuurd. De behandeling in Delft zal nauwelijks afgeweken hebben van die in Dordrecht.

Ontsnapping

Thomas van der Maas, ongeveer dertig jaar oud en uit Wissenkerke afkomstig, nam in 1872 toen hij verpleegd werd in Delft, het recht in eigen hand. Op 3 februari van dat jaar sloop hij in de schemering naar een portaal, rukte een raam open, kroop op de veranda en verwijderde zich in stilte over de omheining van de tuin. Toen het personeel de ontsnapping merkte, zette het meteen een zoektocht op touwen lichtte de politie van Delft, 's-Gravenhage en Rotterdam in.

Informatie

Acht dagen later schreef de geneesheer-directeur een brief aan de burgemeester van Wissenkerke. Was Van der Maas, zo luidde de vraag, misschien naar zijn vrouwen kinderen in het Noord-Bevelandse dorp gereisd? Hij had namelijk enig geld opgespaard en sprak veel over zijn vrouwen kinderen, van wie er kort tevoren ééntje overleden was. De Wissenkerkse burgemeester kon inderdaad inlichtingen verschaffen. Van der Maas was niet naar Zeeland gereisd, maar bevond zich bij boer Jeronimus in Aalsmeer, waar hij hoopte werk als landarbeider te kunnen vinden.

De geneesheer-directeur kreeg bericht van de burgemeester van Aalsmeer dat de patiënt zich keurig gedroeg. Nu was het de laatste tijd in de inrichting ook al goed gegaan, want "hij was waarlijk in den laatsten tijd vrij redelijk, zijne waan omtrent zijne bovenmenschelijke en profetische gave trad niet meer zo onophoudelijk op den voorgrond". Moest de geneesheer-directeur hem met geweld laten terughalen, dan zou de godsdienstwaanzin waarschijnlijk weer de kop opsteken en was men met Van der Maas nog verder van huis. Het was het beste dat Van der Maas eerst naar Zeeland ging, waar iemand van de familie hem met een zoet lijntje zou kunnen terugbrengen naar Delft, want helemaal genezen was hij nog niet. Het is niet bekend hoe Van der Maas aan zijn godsdienstwaanzin kwam.

Zijn oudste dochtertje, geboren in 1869, liet hij nog in de Hervormde Kerk van Wissenkerke dopen. Zijn zoontje, in oktober 1871 geboren en op 15 januari 1872 overleden, was niet gedoopt. De burgemeester van Aalsmeer deelde eind februari 1872 aan zijn Wissenkerkse collega mee dat de geneesheer-directeur hem had verzocht een onderzoek in te stellen naar de exacte verblijfplaats van Van der Maas. Hij had een politieagent op pad gestuurd, met de bedoeling om de geesteszieke aan te houden en voor te geleiden. Van der Maas had echter de agent zien aankomen en had "over land en door sloot" de benen genomen.

Ditmaal vluchtte hij naar Wissenkerke. Op 2 maart 1872 schreef de burgemeester een brief aan de geneesheer-directeur, waarin hij meedeelde, dat Van der Maas op het dorp was aangekomen en intrek had genomen bij zijn ouders. Hij had beloofd zich goed te zullen gedragen. De burgemeester had als stok achter de deur de mededeling gezet dat hij onmiddellijk naar het gesticht zou worden teruggebracht, wanneer Van der Maas zich onbetamelijk zou gedragen.
In oktober 1876 verliet Van der Maas, die zich blijkbaar netjes had gedragen, met vrouwen kind Wissenkerke en vestigde zich in Aalsmeer, naar we aannemen bij landbouwer Jeronimus.