Schoenlapper ging preken
"Ziet, hoe hier 't Cockgespuis, rechtzinnig rijpt voor 't gekkenhuis."
Dat 19e eeuwse gezegde slaat op de rechtzinnigen die sinds 1834 de Hervormde Kerk vaarwel zegden. Ds. H. de Cock uit Ulrum was de eerste predikant die zich met zijn gemeente afscheidde van de vaderlandse kerk en zo de stamvader werd van de gereformeerden.
Er was in de daaropvolgende jaren geen sprake van eensgezindheid binnen de kring van de afgescheidenen. Kerkscheuring was schering en inslag. Aan de andere kant: samengaan van groepen kwam ook voor, zoals in 1869 en 1892. In dat laatste jaar verenigden christelijke gereformeerden en dolerenden zich in de Gereformeerde Kerken in Nederland, die nu weer hun best doen om te fuseren met de Hervormde Kerk.
Andere kerkgenootschappen, met name de meer bevindelijken, doen dat bewust niet en blijven zelfstandig. In de volksmond staan ze bekend als Oud Gereformeerden of als Zwarte Kousenkerk. Beide termen zijn niet correct.
1n 1907 bracht G. H. Kersten een groot deel van deze bevindelijk Gereformeerden in het verband van de Gereformeerde Gemeenten bijeen. Later vond, ook hier weer kerkscheuring plaats, maar daar gaan we vandaag niet op in.
Deze bevindelijk Gereformeerden plaatsen in het geloofsleven vaak gevoel boven verstand. Ze willen niet wereldgelijkvormig zijn. Hebben doorgaans geen televisie en lezen stichtelijke lectuur. Zij houden met eigen scholen hun zuil in stand. De wereld kijkt hen met de nek aan of doet geamuseerd. Niet serieus nemen, die mensen, is het parool.
Predikanten
Hun predikanten genieten tegenwoordig wel een degelijke opleiding aan de Theologische School te Rotterdam. Dat was aan het begin van deze eeuw anders. Tot het predikambt werd men door God geroepen. Men moest daar toe een bekeerd christen zijn en tekenen van roeping kunnen geven, waarna men van één der eigen predikanten wat les kreeg.
Willem Comelis Lamain uit Kamperland, geboren in 1904, schoenmaker van beroep, was zo'n geroepene. Al sinds 1913 hield een groep bevindelijk gereformeerden in dit Noord-Bevelandse dorp bijeenkomsten, waarop een 'zware dominee' voorging. En er zat groei in die groep. Dat verontrustte burgemeester Verhorst van de gemeente Wissenkerke, waartoe Kamperland behoorde, in 1925 zeer.
In oktober van dat jaar kwam er weer een verzoek van Lamain om gebruik te mogen maken van de openbare lagere school in Kamperland voor het houden van een godsdienstoefening. De discussie in de raad zei eigenlijk meer over de raadsleden zelf dan over hun bevindelijke gemeentenaren. Verhorst deelde mee dat hij in voorgaande gevallen altijd wel toestemming had verleend. Dat had te maken met de handhaving van de openbare orde en dat was een onderwerp, dat tot zijn taak behoorde. De gemeenteraad had daarmee niet, van doen. Naar zijn stellige overtuiging was er toch meer aan de hand. Kamperland telde al twee kerkgenootschappen, de Hervormde en de Gereformeerde Kerk. Ging het hier niet om sectevorming en wel zodanig dat er scheuring en splitsing zou kunnen ontstaan in de kerkelijke gemeenten. Als dat zo was dan zou de burgerlijke gemeente er ook mee te maken krijgen, want dan stroomden in de gedachten gang van de burgemeester de verzoeken om stichting van bijzondere lagere scholen al binnen. De gemeente moest die financieren en daar was geen geld voor.
Gevaarlijk
Het raadslid Van Hee vond het stuitend om Lamain de school te weigeren. " Men, moet", aldus Van Hee, niet te gering over de prestaties "l.'an dien jongen denken. Die is daar ineens opgeklommen van schoenmaker tot dominé."
Zijn collega Schippers had wel bezwaren. Lamains vader was nog in het bezit van de vroegere Gereformeerde School. Daar kon de schoenmaker/dominee toch zijn preek houden. Dat was echter te gevaarlijk, aldus collega-raadsleden. Het gebouw stond op instorten.
Wethouder Van der Maas had uit oogpunt van gelijkheid geen bezwaar tegen het beschikbaar stellen van de openbare school. Ook anderen kregen voor hun activiteiten toestemming. Maar Schippers antwoordde dat dergelijke mensen niets anders deden dan de godsdienst neerhalen.
Verhorst vroeg zich af waarom Lamain niet om de gereformeerde school had gevraagd. Het bleek dat de schoenmaker/dominee, die trouwens afkomstig was uit de Gereformeerde Kerk en daar was gedoopt, dat al had gedaan, maar daar had hij zijn neus gestoten. Het boterde helemaal niet tussen synodaal gereformeerden en de oud-gereformeerden.
Schippers was de felste tegenstander van het verzoek. Hij sprak: "Die lui willen niet plakken en assuraderen. Die beweging op Kamperland is niets anders dan dat Lamain te lui is om schoenmaker te wezen."
Burgemeester Verhorst bracht het voorstel in stemming om Lamain toe te staan eenmaal te preken in de openbare lagere school. Het werd toegestaan met zes tegen drie stemmen.
De schoenmaker ging op studie bij ds. Kersten en was jarenlang predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten, niet alleen in Nederland, maar ook in de Verenigde Staten. Hij overleed in 1984.