Wel en wee op één boerderij te Kamperland - Deel 1
Het zal zo ongeveer in de laatste tientallen jaren van de 19e eeuw geweest zijn, dat mijn grootvaders vader, Cornelis Huiszoon, werkzaam was op een grote boerderij. Of, zoals men nu zou zeggen: groot akkerbouwbedrijf, waar dus enkel landbouwgewassen geteeld worden. Deze boerderij is nog aanwezig en ligt bij de Kamperlandse haven.
Hij was daar werkzaam als landarbeider en hielp het handwerk verzorgen, dat op het land en in de schuur moest gebeuren. Dit werk geschiedt tegenwoordig machinaal, maar in die tijd deed men het graan, zoals b.v. tarwe en gerst, met de hand snijden, opbinden in schoven, daarna in hopen zetten om te drogen en te rijpen. Ook werd bij een minder gunstige zomer wel in "stuken" gezet, zoals ze dat hier noemen, dit was een aantal schoven op een bepaalde manier in elkander stapelen.
Als het koren goed droog en rijp was, werd het met paard en wagen in de schuur gereden om in de winter met de hand gedorst te worden.
In deze schuren had men een deel. Dit was een gedeelte boven de vloer, waar het graan gelost werd. Boven de vloer, dus op de deel, legde men balken, ongeveer 40 à 50 cm uit elkander. Deze waren meestal rond, maar men had ook wel vierkante. “Diltbalken” noemden ze die hier. Hierop werden in de zomer de schoven koren, een gedeelte tenminste, gelegd. Die werden dan van beneden naar boven aangegeven en weggetast. Hier is ook door de mensen in dit soort werk menige zweetdruppel gelaten.
In de winter werden de schoven er weer afgehaald en beneden op de vloer (dorsvloer) gedorst. Het laatste koren van deze deelbalken afhalen was uiteindelijk niet zonder gevaar. Daar men onder de laatste laag schoven de balken niet kon zien liggen, gebeurde het wel, dat men bij onoplettendheid hierdoor kon vallen met als gevolg, dat men dan meestal ongelukkig op de benedenvloer terechtkwam.
Dit is nu Cornelis Huiszoon overkomen. Of hij niet goed uitgekeken heeft, gestruikeld is of misgestapt, is niet bekend. Maar door vertellingen weet men wel, dat hij ten gevolge van deze val 18 maanden verlamd op bed gelegen heeft, met alle gevolgen voor het levensonderhoud van zijn gezin en dat hij op 14 juli 1896 aan de opgelopen verwondingen is overleden.
Daar de medische wetenschap en de chirurgische ingrepen in die dagen op een laag pitje stonden, heeft men in zo'n geval niet veel meer kunnen doen. De verzorging en dergelijke werd dan ook geheel aan het gezin zelf overgelaten. De sociale toestanden in die tijd waren al even onbehoorlijk. Daarom moest zo'n gezin geheel op eigen middelen en kracht draaien. Daar Cornelis drie grotere jongens had, waaronder mijn grootvader, hebben ze zich wat het levensonderhoud betreft goed kunnen redden.
In die jaren had men ook een geweldig klassenverschil, wat door vertellingen in dit geval goed naar voren kwam. Cornelis heeft jaren bij deze ondernemer gewerkt en woonde ongeveer 300 à 400 meter. van de boerderij af, geen grote afstand dus. In die 18 maanden heeft Cornelis met zijn gezin echter geen enkele beterschapwens, klein bezoek of kleine aangename attentie van deze boerderij mogen ontvangen. Diep treurige toestanden! zou men nu zeggen.
Gedicht
Kon men in zo'n toestand diep treuren,
toch moest men er allen tegenaan.
In gezinsverband deed men elkander opbeuren,
om in dat harde leven te kunnen bestaan.
De onderlinge band, toen bij velen
was dan ook zeer groot.
Binnenshuis was ‘t lief en leed delen
Om buiten hard te werken voor zijn brood.
Groter zijn nu de verbeteringen en levenswensen,
Wat werk, techniek, luxe en omstandigheden betreft, vele keren,
Maar van het diep onderling gezinsleven van die mensen
Is misschien nu voor ons nog wat te leren!