Engelse stalen kogel (circa 1809) op Noord-Beveland

Auteur Gerard de Fouw, Historie.

September 1998, bij het bouwrijp maken van het bestemmingsplan ‘Kamperland III-A’, heeft mevrouw C.C. Jager-de Visser uit Kamperland een stalen kogel ontdekt in het veld grenzend aan de Nieuwstraat. De politie werd gewaarschuwd; zij heeft het projectiel samen met onze archiefmedewerker, Gerard de Fouw, geborgen.

De kogel is inmiddels bewerkt met een primer en zwarte verf, want als dit niet wordt gedaan zou de kogel kunnen exploderen. Niet omdat er kruit inzit, maar door corrosie van het ijzer dat uitzet. De kogel met een doorsnede van circa 14 cm is waarschijnlijk afkomstig van een beschieting door de Engelse vloot vanaf de Zandkreek (Veerse Meer) op het eiland Noord-Beveland of Veere (een afzwaaier!); circa 1809. Op de vraag: Hoe kwam deze kogel in de slik van Noord-Beveland terecht? moeten we terug in de tijd.

Bombardement

Sinds 1795 waren de Fransen heer en meester in Nederland. In 1806 is door Napoleon het continentaalstelsel ingevoerd waarbij alle handel met Engeland verboden was. Dit was voor de Zeeuwen een prachtige gelegenheid spullen naar Engeland te smokkelen, waarmee door menig persoon een kapitaal is verdiend.

Frankrijk was inmiddels met Engeland in oorlog en Napoleon wilde niets liever dan Engeland onder de voet lopen. Napoleon had een groot leger maar geen vloot. De Franse en Spaanse vloot zijn door Nelson in 1805 bij Trafalgar vernietigd en de Nederlandse vloot is in 1797 bij Kamperduin (Schoorel) verminkt. De Denen hadden nog een vloot, maar die kon niets uitrichten omdat de Engelsen in 1807 - in vredestijd - de haven van Kopenhagen hadden veroverd.

De Fransen lieten in de havens van Antwerpen en Vlissingen een enorme oorlogsvloot bouwen. Deze werden gereedgemaakt voor de oversteek naar Engeland. In Antwerpen werden 1.500 huizen afgebroken om op deze plaats scheepswerven te kunnen bouwen.
Deze dreiging werd de Engelsen schijnbaar te groot, want in 1809 werd een expeditieleger onder leiding van Lord Chatham uitgerust die de opdracht kreeg alle vijandelijke schepen te veroveren of te vernietigen die op de werven van Antwerpen en Vlissingen lagen, het veroveren van het eiland Walcheren en als het mogelijk was de Schelde onbevaarbaar te maken voor oorlogsschepen.

De Engelsen waren redelijk goed op de hoogte van de situatie; spionnen hadden immers de laatste twee jaren het gebied verkend. Een leger van 40.000 man, 6.000 paarden, een grote hoeveelheid zwaar belegeringsgeschut, ammunitie, voorraad enz. werden in één nacht vanuit Ramsgate naar Walcheren verscheept. De vloot van transportschepen werd begeleid door een oorlogsvloot bestaande uit 36 linieschepen, 36 fregatten en een groot aantal kleine mortiervaartuigen en kanonneerboten. Een gigantische operatie; in die tijd nog nooit vertoond.

Op 29 juli 1809 sloeg de schrik van de Vlissingers om het hart toen ze deze enorme Engelse vloot voor hun stad zagen opdoemen. De stad werd beschoten en gedeeltelijk vernield. Beter dan de Fransen wisten de Engelsen de ondiepten van de Schelde te omzeilen. Dit kwam doordat er loodsen aan boord waren - schippers uit Deal, Dover en andere Engelse kustplaatsen - die in het verleden met hun smokkelwaar tochten naar Veere en Zierikzee voeren. Ook wisten zij dat De Roompot bevaarbaar was, terwijl de Franse bevelhebber meende dat dit niet het geval was.

Op 30 juli 1809 voeren de Engelse kanonneerboten en galjoten het Veerse Gat op en bombardeerden Veere, dat in Engelse handen viel. Een divisie van de aanvalsmacht voer onmiddellijk naar Noord-Beveland en Schouwen. Naar schatting bestond deze divisie uit 5.000 man. Bij deze actie is de stalen kogel, die in 1998 werd teruggevonden in de grond bij Kamperland, terechtgekomen. In 1809 bestond deze plek uit slik en schorre.

Over de bezetting op Noord-Beveland door de Engelsen is niets bekend. Alleen een mededeling: Op de 4e september 1809 kwam de achterhoede op Walcheren aan, en toen ook de bezetting van Schouwen en Noord-Beveland was terug getrokken, was het hele leger weer bijeen.

Naast de Fransen kreeg de Engelse bezetter met een andere ‘vijand’ te maken. De Engelsen werden getroffen door de ‘Zeeuwse koortsen’, later beter bekend als ‘malaria’. Vanaf de landing in juli tot aan de terugtrekking in december 1809 werden in totaal 12.869 zieken naar Engeland getransporteerd. Op 22 en 23 december 1809 vluchtten de Engelsen. Zij voeren op 27 december van dat jaar naar Engeland terug. Wat een zegetocht had moeten worden, werd een ramp.

De gevonden kogel, met nog een aantal ander voorwerpen, is tijdens openingstijden te bezichtigen in de vitrine in de hal van het gemeentehuis te Wissenkerke.

Bron

Deibel, J.H – ‘De Engelschen in Zeeland in 1809’, Middelburg 1909.
In Gemeente Archief Goes, 9-D-6.

Encyclopedie van Zeeland, deel 1 – ‘Engelse landing in Zeeland’, pagina 390.
In Gemeente Archief Noord-Beveland, 01-B-01